Lucas kreeg het mes op de keel. Of hij moest hulp zoeken, of zij zou haar spullen pakken en met de kinderen naar haar ouders verhuizen. Het hoopje ellende dat hij na de feiten altijd was, begreep dat het vijf voor twaalf was en beloofde haar het eerste. Ze slaapt nu in hun dochters kamer om hem duidelijk te maken dat hij dit ultimatum ernstig moet nemen en dat het niet – zoals bij haar vorige pogingen – met zoete beloften en wat goed gedrag evaporeert. Lucas heeft een veeleisende job als accountmanager en af en toe gooit hij ‘de riem eraf’. Dit gebeurt volgens een vast stramien. Na een slopende deadline gaat hij samen met twee collega’s, zijn vaste kompanen, het behaalde succes vieren en de stress vergeten met een gezellig biertje in de stad. Maar op één been kan hij niet staan en bier wordt vervangen door sterke drank, die op zijn beurt plaats maakt voor het witte poeder. In die roes horen ze steevast de lokroep van in lingerie gehulde sirenes, gevestigd in luxe appartementen met jacuzzi’s centraal in de living. Met nog meer cocaïne en nog minder herinnering aan het thuisfront brengen ze er een exclusieve nacht door waarna hij minstens duizend euro lichter, rauw en met zijn ziel onder de arm thuiskomt en er zijn roes uitslaapt.
Op het tafeltje tussen ons in hopen de opgefrommelde papieren zakdoekjes zich op.
“Wat bezielt me toch?” snikt hij. Met iemand die zich zo oprecht vragen stelt, wil ik graag werken. Er is lijden.
“Wat is je verlangen?”, vraag ik hem. Hij knippert met de ogen en vertelt me met gesmoorde stem dat hij zijn vrouw graag ziet en haar alleen maar gelukkig wil maken. Daar hunkert hij naar. Hij wil zijn vrouw niet bedriegen en vindt betalen voor seks maar niks. Toch wordt hij er door aangezogen. “No pun intended”, smaalt hij. Maar wie lacht er nog als je weet dat hij na zo’n uitspatting twee dagen van walging moet overgeven?
Na deze sessie hou ik hem dicht bij zijn verdriet. Elke week zit hij op mijn bank. We schematiseren zijn verleden en doorheen de generaties zien we een patroon van middelenmisbruik. Bovendien nemen de mannelijke familieleden het niet zo nauw met de echtelijke trouw.
“Ik ben genetisch belast”, zucht hij.
Daar heb ik een geleend antwoord op: “Je kunt er misschien niets aan doen, maar je kunt er wel iets mee doen.”
Voor hem gaan cocaïne en escorts samen als biefstuk-friet.
Hij rolt net niet met zijn ogen. Ik glimlach en beloon zijn positieve houding. Nu lacht hij wél. Ik vraag opnieuw zijn engagement want dit zal werken worden, ook voor mij. Hij moet het niet voor zijn vrouw doen, ook niet voor zijn kinderen maar voor hemzelf en voor de echtgenoot en de vader die hij wil zijn. Iedereen verdient het om niet te walgen van zichzelf.
We komen tot de conclusie dat cocaïne en luxe-escortes voor hem bij elkaar horen als biefstuk-friet. Eet hij het ene, wil hij ook het andere en omgekeerd. We werken met de wisselwerking in zijn brein tussen escapisme en beloning. Uiteindelijk komt het neer op het zoeken maar niet vinden van intimiteit. Hij wil zich geliefd en gewaardeerd voelen. In de eerste plaats door zichzelf, en als die forfait geeft, jaagt hij op intensiteit in plaats van op intimiteit. Dus op dopamine, serotonine, endorfine en vluchtige seksuele ontmoetingen.
“Ik ben een slecht mens”, bekent hij. Die overtuiging plus zijn chronisch minderwaardigheidsgevoel torst hij – desondanks zijn glitterjob – al heel lang.
Seks, hoe betekenisloos ook, blaast zijn fundamentele eenzaamheid als dorre herfstbladeren in een hoek. Toch voor een nacht.
Column in De Morgen Magazine van zaterdag 22 januari
Comments