“Hoe voelt dit nu?” vraag ik aan Sarah. Ze antwoordt dat ze helemaal niets voelde maar netjes uitvoerde wat ik vroeg. Timon, haar vriend, ijsbeert door de kamer. Hij neemt een prulletje van het schap en bekijkt het met de aandacht van iemand die net te horen kreeg dat hij vanaf morgen geen lief meer heeft.
“Ik begrijp het niet.” Hij ploft neer.
Sarah geeft aan dat het toch de bedoeling was om hier tot een mooie breuk te komen en zo hun miserie, die van ouders op kinderen werd doorgegeven, een halt toe te roepen. Ze is nog niet klaar voor een serieuze verbintenis, vindt ze. En hij is dat ook niet. Timon vraagt waarom ze tijdens hun relatie niet ‘klaar’ kunnen worden? Natuurlijk kan dat.
Dit koppel werd smoorverliefd en na drie maanden woonden ze al samen. Vuur dat zo hevig brandt, heeft veel hout en zuurstof nodig, anders dooft het snel. Hier leren ze begrijpen waarom ze als een blok voor elkaar vielen en welke dynamiek het zo destructief maakte. Ze geloofden dat ze zich aangetrokken voelden tot iemand die helemaal anders was, maar werden verliefd op wat ze herkenden. Het begon allemaal fanastisch, tot het verkeerd liep en hun ruzies legendarisch werden. Sarah bleek niet zo chill te zijn als ze zich voordeed, en Timon zocht iemand waarbij hij zijn hoofd kon laten rusten. Timon bleek niet de goede luisteraar te zijn die Sarah verwachtte, want hij praat liever zelf.
“Zwijg toch!”, gilde ze tijdens de vorige sessie. “Rusten is niet tetteren, altijd dat gepraat over jouw emoties! Ik heb er ook!”
Ze zijn kinderen uit gebroken gezinnen. Allebei werden ze de speelbal van de strijd tussen hun ouders en leerden ze dat er iets belangrijker was dan zij: de andere ouder een hak zetten. De op één middag leeggehaalde appartementen, deurwaarders, misgelopen of gesaboteerde bezoekregelingen, stuk geknipte kleding – want de andere ouder moest het dan lekker opnieuw kopen – en nooit geld voor extraatjes…
Diep vanbinnen zijn het gekwetste, angstige kinderen
Maar diep vanbinnen, in de ondergelopen kelders van hun zijn, zijn ze gekwetste, aan hun lot overgelaten, angstige, niet gewaardeerde en teleurgestelde kinderen. Als dan de schoolbel luidt en de speeltijd begint, veranderen ze in pestkoppen die een ander naar beneden duwen om zichzelf beter te kunnen of mogen voelen.
“Timon, wil je voor mij – in je eigen woorden – zeggen wat Sarah juist zei?”
Hij pruttelt.
“Kom”, zeg ik. “Jij, met je prachtige woordkrulletjes, jij kan dit.”
Zijn blik schiet heen en weer tussen Sarah en mij.
“Weet je, poes, het kan zijn dat jij het uitmaakt, maar ik ben de andere helft in deze relatie. Ik wil het pad bewandelen dat wij hier kozen, mét wegwijzers. Ik wil niet opgeven, weggooien en dan maar weer met iemand anders opnieuw beginnen. Wij zijn onze ouders niet. We kregen niet veel mee van thuis, maar we hebben allebei een flink stel hersenen en die hebben ons hier gebracht. Al twaalf sessies werken we aan onze relatie. Er is zoveel liefde. Ik laat jou niet los.”
Als ik vraag wat er in Sarah omgaat, geeft ze aan dat er nog nooit iemand zo voor haar vocht.
“Dus jij wilt Timon vertellen dat je blij bent met wat hij net zei, meer nog, dat je het nodig hebt om dat vaker te horen. Langs de andere kant ben je bang om je er aan over te geven, want zijn liefde kan je ook opnieuw afgenomen worden.”
Sarah huilt, Timon kust haar angst weg.
Op zo’n moment neem ik de positie van de ouder in. Degene waarbij ze hun hoofd kunnen laten rusten.
Column De Morgen Magazine, 9 december 2023
댓글