“Ik moet komen van mijn moeder. Ze is het moe”, zucht hij. Ik glimlach en beaam dat in ‘moeder’ het woord ‘moe’ verborgen zit. Wolfs mama klonk intriest toen ze me belde. Haar negentienjarige zoon was verliefd geworden, en zoals dat met eerste liefdes gaat, werd hij door het smachten gereduceerd tot een voor zich uitstarende lillende pudding. Voor de wederzijdsheid bezegeld werd met de eerste kus, sprak hij alleen nog maar over ‘dat’ meisje. “Saartje dit, Saartje dat…, om gek van te worden”, foeterde ze.
Wolfs moeder ontmoette Saartje en wist het meteen: dit meisje zou voor problemen zorgen.
Wolfs ouders hielden wijselijk hun mond om zoonlief in alle vrijheid zijn ontluikende liefde te laten ervaren. Al gauw werd het een verhaal van aantrekken en afstoten. Wolf werd diep gekwetst toen ze naar bed ging met zijn beste vriend en vier maanden geleden verbrak Saartje de relatie. Wat zijn gezin aanvankelijk als een bevrijding zag, werd een lijdensweg. Wolf oversliep zich, skipte zijn lessen, meed zijn vrienden, stopte met saxofoon spelen en met Chiroleider te zijn. Erger werd het toen hij eten weigerde en zich niet meer waste. De jongen die bijna man werd, zit hier op de sofa. Lange benen onderuit, haar warrig en vettig, graatmager en grauw. We praten, het gaat moeizaam, maar als ik lange pauzes laat, antwoordt hij aarzelend. Ik zeg dat ik iets out of the box ga doen, speciaal voor hem. Ik stel voor om te beginnen met de diagnose. Hij en ik, wij gaan samen een naam geven aan wat hem overkwam, hoe het zijn klauwen in zijn lichaam sloeg en bezit nam van zijn levenslustigheid.
“Ik denk dat ik een depressie heb”, fluistert hij.
Wanneer ik vraag hoe het komt dat hij fluistert, zegt hij dat ze thuis niet in labels en depressiediagnoses geloven. Ik knik, noteer en vraag wat hij als symptomen ervaart. Hij geeft me zijn lijstje. Ik vraag waarom hij de diagnose ‘ldvd’ verwierp. Hij kijkt me niet begrijpend aan. “Liefdesverdriet, l.d.v.d.”, verduidelijk ik. “Cool”, antwoordt hij.
We praten over het verschil tussen depressie en een gebroken hart. Hij benoemt zelf de duur van de neerslachtigheid. Ik beloon hem voor zijn slim antwoord, voeg eraan toe dat een breuk acute stress geeft, waar ieder op zijn manier mee omgaat, en dat hij eerst vermijding zocht waardoor zijn verwerking pas later startte. Zijn vermoeden gevoelig te zijn voor depressie, waarbij andere (genetische) factoren kunnen meespelen, neem ik mee in mijn behandelingsaanpak.
“Kan ik niet gewoon een pil slikken?”
Ik begrijp hem. Het lijkt zoveel makkelijker met een snelle pil. Natuurlijk kan ik hem doorverwijzen, stel ik hem gerust.
“Maar zullen we het eerst op ‘the old fashioned way’ proberen?” Hij trekt zijn wenkbrauwen op.
“Wat bewegen, sporten, lopen. Een beetje Forrest Gump?” Die film kent hij niet.
“Gezonde voeding, daglicht en inzetten op nachtrust?” Hij zucht en mompelt dat ik bij zijn ouders mag gaan wonen. Ik teken zijn huis. De woonkamer ligt er schraal en vuil bij. De tuin vraagt onderhoud, de planten hebben hun fotosynthese opgegeven, de kat is al lang bij de buren kopjes gaan geven en de kanarie ligt dood op de bodem van zijn kooi.
“Zeg!”, protesteert hij. “Jij bent echt Little Miss Sunshine!” Die film kent hij wél.
We zien elkaar elke week, hij brengt me in vlogvorm zijn ‘Wolfs Week’. In putje winter bloeit hij open.
“Kom”, zeg ik, “Laten we de kachel aansteken?” Het huis krijgt een haard, planten en meubilair. Wolf berekent en hertekent zijn identiteit.
“Het is hier Good will Hunting”, lacht hij. Die film ken ik ook.
Column De Morgen Magazine, zaterdag 24 februari 2024
Comments